
‘Ik ga een boek schrijven’ is een uitspraak die ik de laatste tijd vaker hoor van mensen. Niet te verwarren met ‘ik kan daar een boek over schrijven’ waarmee iemand aangeeft dat er een heel verhaal achter iets zit, zonder de pretentie te hebben dat daadwerkelijk aan het papier te willen toevertrouwen. Het is eerder de aankondiging en waarschuwing ineen van een gesprek dat weleens heel erg lang kan gaan duren. Inclusief voetnoten en stamboom.
‘Ik ga een boek schrijven’ of erger – wanneer ze je kennen – ‘Ik ga óók een boek schrijven’ is van een andere orde die me nogal eens in verwarring brengt. Het komt bijna altijd van mensen die zich niet eerder met het schrijversvak hebben bezig gehouden. In het gunstigste geval hebben ze net een driedaagse cursus schrijven gevolgd of zich daarvoor opgegeven. Lezen doen ze ook niet, want daar heeft geen hond nog de tijd voor of zin in. En wanneer die uitspraak valt, is het ook niet de bedoeling erop te reageren. Het is een statement. Onderstreept met de gelukzalige blik van de spreker die om zich heen kijkt alsof het boek er in gedrukte vorm al is en uiteraard niets anders kan zijn dan een bestseller. De filmrechten zijn als het ware al verkocht.
Ik staar zo’n spreker, die met lichte tred de blijde boodschap alweer elders gaat verkondigen, met open mond na. En dan laat ik in gedachten de betekenis van het schrijven van een boek de revue passeren. Ik denk aan de ploeteruren, het plotploegen, de frustratie van meer schrappen dan schrijven, aan het neezeggen tegen sociaal gedoe omdat ik me zo nodig moet isoleren, aan de schizofrenie in mijn hoofd wanneer ik de ‘hoofdpersonen’ de mond snoer omdat ik ook nog gewoon moet werken. Ik denk aan de nachtelijke ingevingen waarvoor ik mijn bed uitga, aan de keren dat ik voor het scherm zit en er niets maar dan ook niets uit komt.
En dat allemaal voor een manuscript waarvan niet eens met zekerheid is te zeggen dat het ooit door een uitgever uit de stapels ingezonden hersenspinsels wordt opgepikt. Dagen, maanden, soms jaren van vechten tegen die onzekerheid en gewoon doorzetten tegen beter weten in. Tegen de tijd dat ik dat allemaal heb bedacht, heb ik kramp in mijn kaken.
Na dat retrospectief komt het venijnige deel van mijn ego aan het woord. Waarom zou ik hier van slag van raken? Laat ze het proberen. Ze komen er vanzelf wel achter. Het opgevatte ‘eitje’ van een plan is vaak niets meer dan een oprisping die ontstaat uit aan narcisme grenzend overschattingsvermogen van het eigen kunnen. Koop een dummy, druk een kaft af waar je naam op staat, maak furore in je eigen boekenkast en laat het echte werk over aan de mensen die het metier serieus (be)oefenen en (leren) beheersen.
En dan… dan slaat de twijfel toe. Wat is het eigenlijk waard al dat afzien? In een wereld waarin steeds minder mensen boeken lezen? Waar het toeven in je eigen fantasie met Netflix-series moet concurreren. Waar reizen in je hoofd vervangen wordt door de ‘echte’ online beleving. Wat heeft het voor zin in deze individualistische tijd met zovele ‘ikjes’ in de hoofdrol die vooral de gewenste versies van zichzelf en hun wereld willen zien en schrijvers op sociale media cancelen wanneer zij hen een spiegel voorhouden die iets anders reflecteert?
Trouwens, tegenwoordig heb je zo je eigen verhaal gepubliceerd. Via bedrijfjes die je zelf betaalt en die zich maar al te vaak de kosten van een goede redacteur besparen. Tegelijkertijd zal dat voor de diversiteit misschien een plus zijn omdat uitgeverijen en boekhandels zich steeds meer focussen op wat geld oplevert en zich niet gauw meer wagen aan onbekende of startende schrijvers. Een nieuw geluid in de markt zetten, is namelijk een peperdure operatie.
En wat te denken van de oprukkende artificiële intelligentie die alles wat je schrijft en op internet plaatst opzuigt en als springplank gebruikt voor tal van taalproducties? Zonder enige bron vermelding of royalties voor de schrijver van het bronstuk, die met lede ogen mag toezien dat het ploeteren, de ervaring, het groeien en leren alleen nog maar tellen als eindresultaat en niet als doorwrocht proces. Het wachten is op de eerste uitgever die zijn vingers brandt aan een met AI gegenereerde toproman.
Ik zucht en denk aan rotstekeningen en hiërogliefen, aan het ontstaan van het schrift en het alfabet, aan inkt, ganzenveren en perkament, aan de griffel en de lei, aan potloden, pennen en papier. Ik ga langs de drukkunst, het zetten van loden letters, drukpersen en stencilmachines. De typemachine dient zich aan, de tekst verwerker, de computer, internet. Allemaal veranderingen die ook weerstand opriepen maar die mensen er niet van weerhouden hebben verhalen te vertellen en door te geven door ze op te tekenen.
Misschien valt het allemaal wel mee, denk ik, terwijl mijn blik valt op het lege document voor me. Sommige dingen zullen in elk geval nooit veranderen: ik heb een deadline en dit uitstapje is de zelfsabotage waarmee ik mijn uitstelgedrag rechtdenk.
Deze column verscheen in het Boekman Magazine. Nummer 140 met het thema Representatie in Kunst en Cultuur